Polygoon , m. (-gonen) polygon , das Polygon , le polygone

Hoekstandaard in de vorm van een regelmatige veelhoek, doorgaans gemaakt van glas, en met spiegelende zijvlakken, de polygoonvlakken of mantelvlakken.
De hoek tussen twee aan elkaar grenzende mantelvlakken heet prismahoek. Indien een prismahoek klein is, spreekt men van een wig.

Het aantal mantelvlakken kan van polygoon tot polygoon erg verschillen. In de praktijk lopen ze uiteen van 3 vlakken onder prismahoeken van 60° tot 36 vlakken onder hoeken van 170°. Die hoeken zijn door kalibratie nauwkeurig bekend. Ze worden per stuk opgegeven tot op 0,1".

Bij de genoemde prismahoeken 60° en 170° behoren polygoonhoeken van 120° respectievelijk 10°. Dat zijn dus de supplementen die, van buitenaf op de mantelvlakken kijkend, ervaren worden als de onderlinge hoekverschillen tussen die vlakken. Na rotatie van het polygoon over zo'n supplement is een volgend mantelvlak in precies dezelfde positie gekomen als het daaraan voorafgaande innam voor de rotatie.

In samenwerking met een optische hoekmeter, bij voorbeeld een autocollimator. is een
polygoon bij uitstek geschikt voor de kalibratie van draaitafels, verdeelkoppen en hoekopnemers.

Kalibratie van een polygoon

Een polygoon is te kalibreren met een draai­tafel en twee autocollimators.
Met een van de autocollimators als referentie wordt het polygoon zo precies mogelijk over zijn prismahoek verdraaid. Die autocollimator geeft dan telkens dezelfde aanwijzing, op kleine verschillen na die worden verrekend. De aflezing van de tweede autocollimator is dan een maat voor de betrokken polygoonhoek.
Deze meting is ongevoelig voor een eventuele excentrische plaatsing van het polygoon op de draaitafel, omdat de autocollimator niet gevoelig is voor de translaties die daar het gevolg van zijn.

1

 

 

 

 

Vorige pagina