Conuskaliber , o. (-s), taper gauge , die Kegellehre , le calibre a conicité (v) ,
la jauge a conicité (v)

Aanduiding voor een uitwendig of inwendig kegelvormig kaliber (zie ook:  kegel). Soms wordt hiervoor ook wel de naam „conisch kaliber" gebruikt, maar die is dubbelzinnig. Er zijn immers ook conische kalibers, waarmee de diameter van een gat wordt bepaald ( gatkaliber ).

Conuskalibers worden onderscheiden in pennen en bussen, en zijn bedoeld voor de controle van conische gaten respectievelijk assen. In het bijzonder wordt de onderzochte vorm beoordeeld op de soliditeit van de verbinding van een as met een gat. Daarnaast spelen de afmetingen een rol. Om deze goed te keuren mag een as niet verder in een kaliber reiken en een gatkaliber niet verder in een gat, dan met merktekens op de kalibers is aangegeven.

Conische gaten met goed daarin passende assen kunnen hechte mechanische verbindingen vormen. Bijzondere eigenschappen daarvan zijn de zuivere centrering ten opzichte van elkaar, en het vermogen om grote draaimomenten zonder slip op elkaar over te dragen, vooral als de tophoek van de conussen klein is (in de orde van enkele graden). De helling van de kegelmantel ten opzichte van de symmetrie-as van de conus is dan zeer flauw, en tussen de conische delen ontstaat een hechte verbinding die nauwelijks borging behoeft.

Voorbeelden van dergelijke conussen zijn de zogenoemde morseconussen (DIN 229, 230). Hierin worden zeven typen onderscheiden naar coniciteit, uiteenlopend van 1:20,047 (tophoek van de kegel 2°51'26,9") tot 1:19,002 (tophoek 3°0'52,4"). Morseconussen worden veel toegepast in gereedschapsmachines, bij voorbeeld voor de bevestiging van boorkoppen in de holle assen van kolomboormachines en van uiteenlopende hulpstukken in de losse koppen van draaimachines.

1

 



Set conuskalibers Mc4

 

De axiale kracht als gevolg van de aanzet van de boor waarborgt meteen de instandhouding van de sluitkracht van de verbinding. Soortgelijke overwegingen gelden voor de hulpstukken, zoals een center, in de losse kop van een draaimachine. Wel moet steeds de achterkant van de conische pen bereikbaar blijven om de verbinding te kunnen lossen. Dit kan gebeuren door lostikken met een spie (kolomboormachine) of door het losdrukken met een schroef (losse kop van een draai­machine).

 

 

Waar de achterkant van de conische pen niet bereikbaar is, moet een van nature gemakkelijker te verbreken verbinding worden toegepast. Om in die gevallen toch de voordelen van conische verbindingen te behouden, wordt gebruik gemaakt van zogenoemde stompe conussen (NEN 5443, 5444. In het Duits: Steilkonus). Deze hebben een coniciteit van 7/24=1:3,4286 (tophoek 16°35'40"), zodat de kegelmantel steiler verloopt ten opzichte van de hartlijn van de conus dan het geval is bij de morseconussen. Dergelijke conische verbindingen hebben om in stand te blijven beslist een borging nodig. Deze geschiedt meestal door een of andere schroefverbinding.

Ter vergroting van het op zichzelf al grote vermogen tot overbrenging van draaimomenten, worden morseconische pennen wel voorzien van een lip die fungeert als meenemer.
2

Conisch askaliber Mc4

 

3
morseconuskaliber

 

 

Vorige pagina